Waarom werkt die Belg toch niet?
Herman Buyssens Polemieck

Waarom werkt die Belg toch niet?

Polemieck

Uit het OESO-rapport van 3 februari 2020 blijkt dat de werkzaamheidsgraad van de Belgen op arbeidsleeftijd 65% is, terwijl die bij onze West-Europese buren ongeveer 10% hoger ligt. De productiviteit van de werkende Belgen stijgt niet meer zoals vroeger. Er is een grote groep van 50-plussers, migranten en laaggeschoolden, die niet aan de bak komen. Ongeveer de helft van de werklozen zit al meer dan een jaar zonder werk. Dat niettegenstaande de inspanningen van de overheid, die door strengere reglementering van de werkloosheid de activiteitsgraad poogde op te krikken.

Dat blijkt een fiasco, nu de daling van het aantal werklozen met 7% zich vertaalde in een evenredige stijging van het aantal arbeidsongeschikten. De werkloosheid en de ziekte-uitkeringen functioneren dus als communicerende vaten. Of dat eenduidig kan toegeschreven worden aan de luiheid van de Belg, is een open vraag. Baggeraar Jan De Nul betoogde enkele jaren geleden dat de Belg geen goesting heeft om te werken omdat het zonder werken ook kan. Hij verwees naar de vele systemen die wij hebben opgebouwd om betaald te worden zonder te werken. De recente switch van langdurige werkloosheid naar langdurige arbeidsongeschiktheid lijkt dat te bevestigen. Volgens psychologen en sociologen bestaat nochtans luiheid als persoonlijkheidskenmerk niet. De inertie die sommige van onze medeburgers kenmerkt, lijkt meer toe te schrijven te zijn aan depressiviteit en een totaal gebrek aan motivatie, aan faalangst en uitstelgedrag, aan twijfel en ontwijkingsgedrag.

Herman Buyssens

 

Johan Albrecht van het Itinera Institute schreef in december 2019 een merkwaardige bijdrage onder de titel “Alleen ‘graag’ werken maakt de vergrijzing betaalbaar”. Hij verwees naar een recente studie van Gallup waaruit bleek dat amper 10% van de Belgische werknemers geëngageerd en enthousiast is. 73% van de werknemers is onverschillig en de resterende 17% van de werknemers is ronduit obstructief. Dergelijke cijfers leiden tot de conclusie dat het overgrote deel van de werknemers niet bereid zal zijn harder te werken, tenzij hier tegenover een belangrijke financiële compensatie staat, en dan nog. De meesten leveren immers de minimale inspanning in ruil voor een salaris. Het welbevinden in het werk, de betrokkenheid en de motivatie zijn zeer gering. Er dient dus gestreefd te worden naar tevredenheid over de job. Die kan afhangen van directe, maar ook van indirecte omgevingsfactoren, zoals de grote mobiliteitsproblemen in onze maatschappij. De lichamelijke, intellectuele en psychische weerbaarheid van de gemiddelde werkenden worden door een hoog arbeidsritme, gecombineerd met groot tijdverlies bij elke verplaatsing van en naar het werk, opvang -en opvoedingsproblemen voor kinderen van tweeverdieners, zwaar op de proef gesteld. De zwakkeren kunnen niet volgen, belanden in een redelijk comfortabel sociaal vangnet en zijn moeilijk te motiveren om terug in de ratrace te stappen. Om die mensen te activeren, volstaat het niet ze in een nieuwe job te loodsen. Er moet een omgeving gecreëerd worden om hen op langere termijn “graag” te laten werken.

Top5 meest gelezen
    Top5 gedeelde artikels