De nieuwe liquidatiereserve
Johan De Coster

De nieuwe liquidatiereserve

Praktijck - Van Havermaet Groenweghe

Sinds 1 oktober 2014 is het tarief van de roerende voorheffing op liquidatieboni gestegen van 10% naar 25%. Een tijdelijk overgangsregime maakte het echter mogelijk om reeds bestaande reserves nog vast te klikken aan die 10% door ze, na een voorafgaandelijke dividenduitkering, te incorporeren in het kapitaal. De wetgever is nu tegemoet gekomen aan de vele bekommernissen van zelfstandigen die handelen via een vennootschap om ook voor de toekomst hun reserves bij liquidatie aan 10% uit te kunnen keren. Dit gebeurde via de invoering van de zogenaamde ‘liquidatiereserve’ (programmawet van 19 december 2014).

Welke vennootschappen?

Enkel de vennootschappen die als klein worden beschouwd overeenkomstig het Wetboek van vennootschappen (art. 15) komen in aanmerking om een liquidatiereserve aan te leggen.

Vanaf …?

De liquidatiereserve kan aangelegd worden vanaf aanslagjaar 2015. Dit betekent dat u nu, naar aanleiding van de gewone algemene vergadering die beslist over de goedkeuring van de jaarrekening per 31/12/2014, een beslissing zal moeten nemen over de aanleg van de liquidatiereserve met betrekking tot het afgelopen boekjaar.

Hoe een liquidatiereserve aanleggen?

De liquidatiereserve wordt gevormd door een gedeelte of het geheel van de boekhoudkundige winst na belastingen over te boeken naar één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief. U hoeft hiervoor niet naar de notaris te gaan. Een eenvoudige boeking volstaat.

Overgedragen verliezen uit vorige boekjaren beletten de aanleg van een liquidatiereserve niet. Overgedragen winsten van vorige boekjaren komen echter niet in aanmerking. Wettelijke en/of statutaire bepalingen moeten wel in acht worden genomen zoals bijvoorbeeld de aanleg van een wettelijke reserve tot 10% van het kapitaal.

Afzonderlijke aanslag van 10%!

Op het bedrag van de liquidatie-reserve betaalt de vennootschap een afzonderlijke aanslag van 10% die verschuldigd is voor het belastbare tijdperk waarin de liquidatiereserve wordt aangelegd. Deze afzonderlijke aanslag is een anticipatieve heffing waarop geen enkele aftrek (zoals vorige fiscale verliezen of notionele intrestaftrek) kan worden toegepast. Evenmin kan ze worden verrekend met voorheffingen of voorafbetalingen. Deze afzonderlijke aanslag zal moeten worden betaald via de gewone aanslag vennootschapsbelasting. Ze is niet als beroepskost aftrekbaar.

Uitkering van de liquidatiereserve

Op het ogenblik dat de vennootschap vereffend wordt, zal de liquidatiebonus die vanuit deze liquidatiereserve wordt uitgekeerd, vrij zijn van roerende voorheffing én personenbelasting.

Evenwel, u kan er ook voor opteren de liquidatiereserve vroeger, namelijk vóór de vereffening, uit te keren als dividend. U moet dan wel rekening houden met een bijkomende heffing. Deze bedraagt 5% indien u de liquidatiereserve uitkeert ten vroegste na 5 jaar te rekenen vanaf het einde van het belastbare tijdperk waarin de aanleg van de liquidatiereserve is gebeurd. Doet u dit sneller dan zal u op het dividend dat vanuit de liquidatiereserve wordt uitgekeerd een bijkomende heffing van 15% moeten betalen.

Een eenvoudig voorbeeld kan dit verduidelijken: de gewone algemene vergadering van een KMO-vennootschap besluit in mei 2015 een liquidatiereserve aan te leggen over boekjaar 2014. In mei 2019 beslist dezelfde algemene vergadering om de volledige liquidatiereserve toch uit te keren. De bijkomende heffing van 15% zal dan van toepassing zijn. Deze bijkomende heffing zou slechts 5% bedragen indien de beslissing tot uitkering genomen zou worden op de algemene vergadering mei 2020.

Opportuniteit?

Het grote voordeel van de liquidatiereserve ligt in het feit dat u deze reserve bij liquidatie belastingvrij kunt uitkeren. Zelfs indien u ze vroeger uitkeert (uiterlijk na 5 jaar) zal de totale belastingdruk nog lager zijn dan een gewone dividenduitkering (die normaal gezien belast zal worden aan 25%).

Toch moet u ook enkele afwegingen maken:
  • De afzonderlijke aanslag van 10% moet u onmiddellijk betalen ook al wordt de reserve pas later  uitgekeerd. De vennootschap kan dat geld dus niet meer zelf beleggen of investeren.
  • De aanleg van een liquidatiereserve is minder interessant indien de aandeelhouders vennootschappen zijn. Dividenduitkeringen tussen vennootschappen zijn namelijk, onder bepaalde voorwaarden,  vrijgesteld van roerende voorheffing. In dat geval betaalt u voor iets waar u geen voordeel aan heeft.
  • Maakt u achteraf verliezen, zodat er uiteindelijk minder reserves worden uitgekeerd bij de liquidatie, dan bent u die 10% definitief kwijt. U kan ze niet meer recupereren.
  • De afzonderlijke aanslag verdwijnt uit het vermogen van de vennootschap. Ze heeft bijgevolg een negatieve impact op de berekeningsbasis van de notionele intrestaftrek.
  • Tenslotte zal de aanleg van de liquidatiereserve voornamelijk interessant zijn voor vennootschappen die normaal gezien 25% roerende voorheffing op hun dividenduitkeringen ondergaan. Door de aanleg van de liquidatiereserve kunnen ze dit tarief immers terugbrengen naar 10% of 15% al naargelang het tijdstip van de uitkering. 

Sinds 1 juli 2013 kunnen KMO-vennootschappen echter, onder bepaalde voorwaarden, dividenden uitkeren aan een tarief van 15% (wet van 28 juni 2013). Hiertoe is het echter vereist dat het gaat om dividenden van aandelen die uitgegeven zijn naar aanleiding van een oprichting of kapitaalverhoging die plaats vond ná 1 juli 2013 en voor zo ver dit gebeurde met vers ingebracht geld. Deze vennootschappen zullen bij de aanleg van de liquidatiereserve dit aspect mee in overweging moeten nemen. 

Conclusie

De liquidatiereserve is een eenvoudige maatregel die KMO-vennootschappen toelaat te liquideren aan 10% of zelfs dividenden uit te keren aan 15%. Er moet evenwel op worden gewezen dat naast de voordelen er toch ook een aantal mogelijke nadelen moeten worden bekeken. Een grondige advisering bij de aanleg van de liquidatiereserve is dan ook aangewezen.

Top5 meest gelezen
    Top5 gedeelde artikels