Industry 5.0 is de volgende grote stap
Dirk Torfs Flanders Make

Industry 5.0 is de volgende grote stap

Sector - industrie van de toekomst - Flanders Make

Voor veel bedrijven is Industry 4.0 een feit, een plan in uitvoering of de volgende grote stap. Maar intussen loert Industry 5.0 om de hoek. Is de vijfde industriële revolutie een overroepen hype of is het de volgende logische stap in de evolutie van de maakindustrie? In onze zoektocht naar opheldering kloppen we aan bij het strategisch onderzoekscentrum Flanders Make. CEO Dirk Torfs schetst de feiten en geeft een stand van zaken. We leven in een nieuwe wereld en wie niet mee is, is out.

De materie lijkt voor de buitenstaander misschien complex, maar de maakindustrie kan niet om de vierde en vijfde industriële revolutie heen. De wereld is de afgelopen jaren sterk veranderd, benadrukt Dirk Torfs. Zowel corona, de supply chain tekorten (door de blokkage in het Suezkanaal) als de oorlog in Oekraïne hebben pijnlijk aangetoond dat de ‘oude’ maakindustrie niet zonder gebreken is. Anders gezegd: wendbaarheid en veerkracht zijn noodzakelijk. Aan het woord is de CEO van Flanders Make, het strategisch onderzoekscentrum voor de maakindustrie in Vlaanderen. Maar eerst nog even kort en bondig: waar staat de vierde industriële revolutie alweer voor?

Dirk Torfs: “Industry 4.0 staat voor de volgende stap na de automatisering waarbij vooral de connectiviteit van de machines vergroot wordt. Dat leidt tot enorme verbeteringen tussen machines onderling en tussen verschillende cellen in een productie-omgeving. We gebruiken die connectiviteit dus om bedrijven efficiënter te maken en daarvoor gebruiken we verschillende soorten technologie. Dat moet vervolgens leiden naar de volgende stap, Industry 5.0.”

Dirk_torfs_Flanders_Make

STERCK. Waar staat, in het kort, die Industry 5.0 voor?

Dirk Torfs: “Bij Industry 5.0 kijken we vooral naar circulariteit, regeneratie van materialen en duurzaamheid. Het gaat om de manier waarop we omgaan met onze natuurlijke bronnen. We hopen dat we vanuit de recyclage nieuwe natuurlijke bronnen kunnen genereren. Dat zou een hele grote troef kunnen zijn voor Europa.”

STERCK. Klinkt evident maar voor velen is 4.0 nog lang geen feit, toch?

Dirk Torfs: “We zijn inderdaad nog volop bezig met 4.0 en de leidende bedrijven zijn daarin al ver gevorderd omdat we daar toch al ettelijke jaren mee bezig zijn. Die bedrijven kijken intussen al uit naar de volgende stap. Maar wat 4.0 betreft volgt Vlaanderen de Europese trend. We zien steeds vaker dat 4.0 deel uitmaakt van de strategische plannen van bedrijven en dat er hard gewerkt wordt aan de implementatie ervan.”

STERCK. Is 4.0 en vervolgens 5.0 iets wat exclusief aan de maakindustrie is verbonden?

Dirk Torfs: “4.0 wordt vooral ingezet in de maakindustrie omdat de focus daar op de machines ligt. Maar we zien ook dat andere industrieën volgen zoals farma en voeding. Daar ligt de focus niet zozeer op de machines maar we zien wel dat er daar ook steeds meer belang wordt gehecht aan efficiënte, zowel wat hun specifieke machines betreft als dat van de mensen.”

Bij Industry 5.0 kijken we vooral naar circulariteit, regeneratie van materialen en duurzaamheid.

Reshoring

STERCK. Reshoring komt in dit verband steeds vaker in het nieuws. Hebben we dat deels te danken aan de consument die meer dan ooit kiest voor ‘op maat’ veeleer dan voor massaproductie?

Dirk Torfs: “Jawel en laat dat dan een goede reden zijn om hier lokaal te blijven produceren en op dat vlak het verschil te maken. Massaproductie is iets wat we laten uitvoeren in Oost-Europa of Azië. 4.0 kan een middel zijn om bij ons efficiënter te produceren en daarin worden we steeds sterker.”

STERCK. Maar er speelt meer want ook in Azië liggen de kaarten inmiddels anders, niet?

Dirk Torfs: “Er zijn verschillende elementen die aan de basis liggen van reshoring. Zo heeft de coronacrisis ons getoond hoe kwetsbaar onze supply chain is, de toelevering van componenten en dergelijke. Als dat stilvalt – en dat hebben we gezien – valt de productie bij ons stil. Wat in het Suezkanaal is gebeurd, heeft ons met de neus op de feiten gedrukt en alles in een ander perspectief geplaatst. Zo hebben onderdelen van pakweg 100 euro ervoor gezorgd dat producten van laat ons zeggen 10.000 euro niet konden geleverd worden. De impact op onze supply van componenten was bijzonder groot. Intussen heeft de oorlog in Oekraïne ervoor gezorgd dat we transparanter naar de supply chain kunnen kijken. Meer dan ooit beseffen we waar onze producten vandaan komen en dat was voorheen veel minder het geval. Dat heeft nu tot gevolg dat we alles weer zelf onder controle willen houden. We zoeken bijvoorbeeld naar nieuwe leveranciers. En niet te vergeten: in Azië zijn de lonen de afgelopen tijd gevoelig gestegen, in die mate zelfs dat de loonhandicap kleiner is geworden. Voeg daar dan nog eens de stijgende transportkosten aan toe en de manier waarop we naar mobiliteit en energie kijken. Kortom, we moeten alles omdenken en in die optiek wordt lokaal produceren weer aantrekkelijk. Concreet: controle over de supply chain, controle over de producten en niet te vergeten, ons commitment naar de klanten toe. Dat kan als we overstappen op lokale productie en er als regio voor zorgen dat we onze leveranciers in de buurt hebben, leveranciers die we kunnen vertrouwen.”

STERCK. Kunnen we wat reshoring betreft al voorzichtig spreken van ‘de grote terugkeer’?

Dirk Torfs (temperend): “Ik denk dat dat in fases zal verlopen. Er zijn heel veel contracten afgesloten die je niet zomaar opzij kunt schuiven of terugdraaien. Natuurlijk zal het sneller gaan bij productieomgevingen die nieuw zijn of hun eerste stappen zetten en dus nieuwe afspraken kunnen maken. Trouwens, als je kijkt naar sourcing in Azië en je hebt maar een volume nodig van een paar honderd stuks, dan ben je sowieso aangewezen op een alternatief. In Azië praten ze al snel over volumes van vele tienduizenden of honderdduizenden.”

Industry 4.0
in een notendop

Smart Industry of ook wel Industry 4.0 of de vierde industriële revolutie is de naam voor een trend van automatisering en gegevensuitwisseling die gebruikt wordt bij industriële fabricagetechnieken. Het bestaat uit autonome cyber-fysieke productiesystemen, the Internet of things (IoT of IIoT: Industrial IoT), cloudcomputing en systemen die ons denkproces deels of volledig kunnen overnemen (cognitieve computing).

Smart Industry of Industry 4.0 maakt wat men noemt een "smart factory". Binnen deze slimme fabrieken, worden machines gekoppeld en uitgelezen, zodat er een goed inzicht kan worden verkregen in wat er werkelijk in de fabriek gebeurt en de processen sneller kunnen worden geoptimaliseerd. Dit creëert nieuwe kansen op het gebied van de waardeketen, doordat doorlooptijden verkort kunnen worden en efficiënter gewerkt kan worden. Men zal proberen te vermijden om informatie over te typen van het ene softwaresysteem naar het andere softwaresysteem. Ook op het gebied van service ontstaan er systemen die onderhoudswerkzaamheden gaan voorspellen. Bij het invoeren van dergelijke systemen wordt er onderscheid gemaakt in horizontale en verticale integratie. Horizontale integratie betreft het digitaliseren van orderprocessen, zoals aanvragen, offertes, orders, inzicht in productievoortgang en facturering. Verticale integratie betreft de integratie van informatiestromen van de werkvloer tot aan het directiekantoor.

Bron: Flanders Make

Contract-manufacturing

STERCK. Kortom, goed nieuws voor onze maakindustrie. Maar hebben we daartoe de infrastructuur? En hoe pakken we dat in de praktijk aan?

Dirk Torfs: “Ik ben ervan overtuigd dat we weer maakindustrie gaan creëren. Maar daarbij zullen we wel moeten leunen op contract-manufacturing veeleer dan op individuele productie per bedrijf. Want als iedereen dat zou doen, zouden wij waarschijnlijk niet genoeg plaats hebben. Dus als we naar omgevingen zouden kijken die kunnen produceren voor meerdere klanten, dan denk ik wel dat dat efficiënt is. Het zal ook synergiën creëren die we vandaag niet kennen of hebben. En als bedrijven niet meer alles zelf moeten produceren en dus gebruik kunnen maken van contract-manufacturing, ontstaat er ruimte om te focussen op de corebusiness. Daarnaast zie ik ook wel een grote opportuniteit voor start-ups en scale-ups omdat die hun kostenbasis meteen laag kunnen houden waardoor ze hun producten tegen een interessante prijs in de markt kunnen zetten. Ze moeten namelijk niet zelf de productie in handen nemen want die wordt door derden verzorgd. Dat is efficiëntie.”

STERCK. Kan je dat iets concreter maken met enkele praktijkvoorbeelden?

Dirk Torfs: “Wel, kijk naar de auto-industrie. Zo heb je in Oostenrijk het bedrijf Magna Steyr dat voor onder meer BMW en Mercedes auto’s in kleine volumes produceert. Daarvoor zouden die autofabrikanten zelf een grote fabriek moeten bouwen, maar dat is dus niet efficiënt. VDL heeft hetzelfde gedaan voor MINI. Ik denk of geloof heel sterk dat we een omgekeerd Ford-model moeten creëren waarbij de klant centraal staat en de leverancier in het midden. De contract manufacturer is dan de leverancier en de klanten zitten daarrond. Dus als er iets gebeurt met één klant, dan is dat voor die productie-omgeving op zich geen probleem. Bij het Ford-model was dat anders: als de productie stopte, kwam alles tot stilstand. Ik denk dus dat we moeten streven naar een meer flexibele en wendbare omgeving.”

Flexibele arbeid

STERCK. Is dat dan op termijn ook goed voor de tewerkstelling in ons land?

Dirk Torfs: “Dat is een interessante vraag want wat gaat er gebeuren? Kijk, we hebben in elk geval niet voldoende mensen en bijgevolg zullen we aangewezen zijn op een hogere efficiëntie en een andere manier van werken. We hebben weliswaar heel wat technologie tot onze beschikking die ons toelaat om op een andere manier te produceren. Ik denk dus wel dat we heel wat mensen zullen kunnen inzetten maar dat we die mensen taken zullen laten uitvoeren die ze vandaag niet kunnen. Uiteraard moeten wij hen de skills bijbrengen en ook daar kan de technologie ons bij helpen. Met augmented reality kunnen we hen digitale werkinstructies geven en we kunnen ze met die technologieën ook nieuwe vaardigheden aanleren.”

Dirk_torfs_Flanders_Make

STERCK. Dat klinkt als goed nieuws voor laaggeschoolden?

Dirk Torfs: “Ik denk persoonlijk dat we de minder opgeleiden het werk kunnen laten doen van de hoger opgeleiden. Dat heeft als bijkomend voordeel dat we de hoogstopgeleiden kunnen vrijmaken voor innovatie. Bedrijven zullen daar veel meer moeten op inzetten omdat de technologie heel snel evolueert. Met innovatie zullen ze het verschil moeten maken want we leven nu eenmaal in een globale markt.”

STERCK. Wat die opleidingen betreft, wordt dat dan een taak die quasi louter voor de bedrijven is weggelegd?

Dirk Torfs: “Dat moet volgens mij een en-en-verhaal worden. Je hebt wel degelijk een basis nodig en die kun je op school en in opleidingscentra aanleren. Daarnaast vind ik dat bedrijven zelf meer moeten inzetten op training, al is dat vandaag wel al het geval voor de meest vooruitstrevende bedrijven. Maar het mag allemaal wel naar een hoger niveau getild worden, vind ik. Als we kijken naar onderzoek, moeten we zorgen dat die kennis zo snel mogelijk doorstroomt naar de ondernemingen zodat zij er iets concreet mee kunnen doen. Ook wat de grote transities betreft, is er nood aan opleidingen. Denk bijvoorbeeld aan duurzaamheid. Kortom, ik denk dat er werk is voor heel veel mensen en dat we die in de transitie naar 4.0 en 5.0 heel hard nodig zullen hebben.”

Blue ocean-rekrutering

STERCK. Maar we horen het helaas elke dag in elk soort bedrijf: ‘we vinden de juiste mensen niet’. Wat doen die bedrijven verkeerd?

Dirk Torfs: “Je moet natuurlijk vissen in de vijvers waar nog mensen zitten (lacht). Ik doel op de blue ocean-rekrutering en dat betekent concreet dat je niet moet proberen om mensen te vinden die alle kwalificaties hebben maar mensen te zoeken die de juiste sociale vaardigheden hebben rond samenwerking, interactiviteit, enzovoorts. Dus mensen die intrinsiek de kennis kunnen opbouwen eigen aan de sector in kwestie. Kijk, in de automobielsector moet je niet zoeken naar de mensen die in de automobielsector zitten want die zijn beperkt beschikbaar. Zoek echter naar mensen uit de machinebouw, voeding en dergelijke want sommigen uit die sectoren kun je wel degelijk transformeren. Toegegeven, je zult via die blue ocean-rekrutering profielen aantrekken waarin je zult moeten investeren maar je haalt met die mensen ook vaak creativiteit en nieuwe ideeën in huis. Mensen die niét uit de sector komen, hebben namelijk geen tunnelvisie en stellen alles in vraag. Dat kan leiden tot nieuwe en interessante inzichten.”

Wat doet Flanders Make

Flanders Make heeft de ambitie de Vlaamse maakindustrie te ondersteunen om internationaal competitiever te zijn. Vandaag, morgen en op lange termijn. Zo houdt het bedrijven in Vlaanderen en trekken ze buitenlandse ondernemingen aan. Flanders Make ondersteunt kmo’s en grote maakbedrijven met industriegedreven, precompetitief en uitmuntend onderzoek in twee toepassingsdomeinen: Producten: voertuigen en machines Productie: assemblage

Flanders Make is een initiatief gesteund door de Vlaamse Overheid. Naast de activiteiten op de 4 Flanders Make sites (Kortrijk, Lommel, Leuven en Sint-Truiden), voert het centrum ook onderzoek via 11 core labo's aan 5 Vlaamse universiteiten (Antwerpen, Brussel, Gent, Hasselt en Leuven).

STERCK. In welke mate speelt Flanders Make een rol op het vlak van opleiding?

Dirk Torfs: “Veel mensen beginnen bij ons en stromen vervolgens door naar de industrie. Dus we leiden ze eigenlijk wel deels op. Bovendien komen ze door de aard van ons werk in contact met heel veel bedrijven. Een tweede rol die we opnemen – of in de toekomst willen opnemen – is om een opleidingscentrum te creëren. Het is daarbij uiteraard niet de bedoeling om iets te creëren dat al bestaat, maar om complementair te zijn aan de bestaande opleidingen. Dat betekent concreet kortere opleidingen en bedrijfsspecifieke opleidingen en opleidingen die het rechtstreeks gevolg zijn van ons onderzoek zodat we dat onderzoek kunnen valoriseren. De kennis die we hier opbouwen, moeten we sneller naar de bedrijven krijgen, daar moeten heus geen 5 of 10 jaren overheen gaan.”

STERCK. Tot slot nog even kort over die Industry 5.0. Waar staan we globaal gezien?

Dirk Torfs: “We staan nog maar aan het begin. Kijk naar circulariteit. Misschien doen we daar al iets mee op het vlak van batterijen en zo, maar dat is nog lang niet geval voor de batterijen van elektrische auto’s. Die circulariteit is nog een grote uitdaging want we zijn er eigenlijk nog niet klaar voor. Waarmee ik bedoel dat die circulariteit een aantal stappen vergt die heel specifiek zijn. Neem nu die batterijen. Qua circulariteit zijn daar al snel drie of meer specifieke bedrijven bij betrokken. De uitdaging is echter om die bedrijven met elkaar te verbinden en de cirkel rond te maken. Zover zijn we dus nog niet. Daarnaast is er ook nog het aspect van de duurzaamheid. Hier focussen we op energie en CO2 en wat dat betekent in functie van efficiëntie, uitstoot, transport enzoverder. Ook daar liggen nog heel wat uitdagingen in het verschiet.”

Top5 meest gelezen
    Top5 gedeelde artikels